een warme, zeer warme maar ook hartverwarmende ochtendwandeling in het Mergelland

Warm, heet of hartverwarmend.

De hittegolf is vermoeiend nodigt niet uit tot uitslapen. Om 6 uur zet ik alle ramen en deuren open in een poging toch iets verkoeling in huis op te slaan. De kippen worden losgelaten.

De kersen zijn geplukt en een klein deel ervan is in mijn keuken veranderd in heerlijke jam en overheerlijk verfrissend kersensap volgens een persoonlijk nieuw en “geheim”recept.

De appels zijn gedund, net als de peren er hangen geen kersen meer in de bomen. Omdat de voorspellingen niet uitnodigend zijn om vandaag veel in de buitenlucht te ondernemen besluit ik de dag dan toch maar met een wandeling te beginnen in de ochtendkoelte van 28 graden. Alles is betrekkelijk ook warm en koud. Een beetje beweging is toch lekker. Mijn buurvrouw van 86 toonde zich gisteren niet onder de indruk van de warmte. Toen ik jong was en nog naar school ging hadden we ook een paar van die hete zomers. We hadden in die tijd geen drinken op school zoals tegenwoordig. Maar in die zomers stonden mochten we in rijen naar de kraan om water te drinken, ik herinner me vooral de dorst.
De warmte herinner ik me eigenlijk minder dan de dorst. Onze boerderij stond aan de rand van het bos en als ik naar school wandelde viel de warmte mij pas op als ik het dorp bereikte. Daar was het veel warmer.
Bomen, veel meer bomen moeten de mensen planten. Het is zonde dat er in de loop der tijden zoveel akties zijn geweest waardoor boeren werden aangemoedigd hun bomen te rooien. Al die hoogstamkersen die plaats moesten maken voor laagstam. Er zijn veel kale weiden achtergebleven en het vee heeft geen schuilplaats meer.

Het is dus nog vroeg als ik de voordeur achter mij dicht laat vallen.

De tuin staat er vrolijk bij. Vooral de hoge Teunisbloemen, de koningskaars, de lavendel en de gigantische venkel hebben hoogten bereikt als nooit tevoren, de hoge temperaturen zijn koren op hun molen lijkt het.

Ik loop de straat af zonder iemand tegen te komen. Het is stil. Op dit moment van de dag laten zelfs de vogels zich amper horen. In mijn dorpje staan de meeste tuinen er puik bij. Bij het kapelletje sla ik het steegje in waar de schilderachtige oude vakwerkboerderij gesierd is door bloeiende planten waarvan de stokrozen wel het meeste opvallen. Ook al weer van die bloemen die de hitte onaangedaan doorstaan. Op de driesprong sla ik het landweggetje in, weliswaar ligt er asfalt maar het blijft een landweggetje. De hagen aan weerskanten van de weg zijn niet zoals op veel andere plaatsen genadeloos geschoren. De twijgjes van dit jaar steken vrolijk naar alle kanten. De blaadjes zijn stoffig en ogen wat droog, maar alles is groen en vogeltjes duiken de struiken in en uit, hoeveel nestjes zitten er wel? Aan de rechterkant is de haag niet in de hoogte maar wel in de breedte geschoren; de haagwinde heeft dat moeten bezuren en de groene blaadjes zijn een dorre vracht geworden, de kleine sierlijke bloempjes zullen in deze haag niet veranderen in glanzende rode bessen deze herfst. Hoewel,… deze plant kennende is het best mogelijk dat de wortel van grond afaan begint. Sinds ik bij het wieden in mijn tuin ontdekte dat deze vaste planten indrukwekkend grote wortels hebben bekijk ik de plant anders. Ja in de tuin weleens lastig maar ook sierlijk en veerkrachtig. Iets verder passeer ik een haag prachtig versierd met gevlamde akkerwinde die zich bloeiend en wel door de takken heen heeft gevlochten. Een mensenhand had het niet mooier kunnen maken. In de oude hoogstamboomgaard erachter hebben wat jonge koeien, -pinken of vaarzen?- het geluk om later op de dag de schaduw te kunnen zoeken. Aan de rechterkant van de weg staat het hek naar een ander weiland open, er staat een grote container water, zonder twijfel neergezet om een andere kudde straks mee te verblijden.

We hebben nu waterleiding maar dit ziende realiseer ik me hoe moeilijk het leven voor koeienboeren geweest moet zijn vóór de wateraansluitingen. Het water op het plateau zit erg diep en slootjes zijn er eenmaal niet in dit polderloze deel van het land. Liggend op het gras, herkauwend in de schaduw van een haag kijken de koeien me nieuwsgierig na.

De laatste huizen van het dorp laat ik achter me als ik op het hoogste punt van de weg aankom. Wat een prachtig uitzicht, dat verveelt toch nooit. De gele akkers van gerst en zomertarwe, de groene akkers van de bieten afgewisseld door de plantages vol appels en peren. Ik hoop dat de zon nog een beetje genade zal tonen en de vruchten die al beginnen te dikken niet te veel zonnebrand bezorgt. De telers spuiten wel ter voorkoming van plagen maar zonnebrandcrème voor fruit, daarvan heb ik nog niet gehoord. Hoeveel Nederlanders die in een blozend appeltje bijten zouden zich realiseren hoeveel hard werk er aan de oogst van die mooie gezonde vruchten voorafgaat? In ben bang dat de meeste mensen denken dat een appel nu eenmaal aan een boom groeit en slechts geplukt hoeven te worden. Zouden ze bedenken dat er werkelijk het jaar rond aan gewerkt moet worden ook in de regen of de genadeloos brandende zon, zouden ze dan bereid zijn om zonder morren meer te betalen voor de vruchten?

Zowaar, tussen de lange rijen appelbomen zie ik een boer aan het werk. De wateropvang van het waterschap ligt er geel en droog bij. Is het water verderop weggestroomd of de bodem ingezakt? Beneden in het dalletje sla ik linksaf en kom bij een favoriet plekje: een paar gigantische groene wuivende wilgenbomen houden een kleine oude poel uit de zon. Deze ambachtelijke poel dateert van langer geleden. Om de bodem waterdicht te maken liet de boer zijn koeien veelvuldig over de lössgrond heen lopen, zo werd de bodem ondoordringbaar.

Het pad is smaller geworden en slechts verhard. In de bermen staan zoveel bloemen te bloeien, korenbloemen, grassen, klaprozen, boerenwormkruid, distels en wat niet al. Her en der hebben marters hun uitwerpselen slordig midden op het pad achtergelaten. Paarden hebben ook hun hoefsporen en meer nagelaten. De vogels die mij wekten vanmorgen hoor ik niet maar de kraaien en spechten laten nu van zich horen en kennelijk hebben de leeuweriken het in dit dal ook naar hun zin. Een tweede wateropvang loop ik voorbij, net zo droog als de eerste. Het pad verandert langzaam in een holle weg. De zon heeft minder vat op me, rechts zie ik braamstruiken. De aanblik belooft niet veel goeds, door de droogte zullen weinig vruchtjes zich tot sappige blauwe lekkernij kunnen ontwikkelen. Het kan verkeren. Steeds meer bomen, ik nader het bos. Aan het eind van de weg waar twee idyllische paardenweitjes liggen zie ik aan de overkant een verleidelijk bankje staan.

Nee, dan moet ik straks nog warmer teruglopen. Ik neem het volgende paadje en loop terug naar het dorp. Ik zie de huisjes al liggen als ik in de schaduw van het hoogopgeschoten maïs terugloop. Aan mijn westerhand heeft doet de blauw- en roze-gevlamde akkerwinde zijn naam eer aan. Her en der is het in de goudgele halmen van tarwe en rogge gekropen of ligt er als een tooi overheen.

Bijna thuis, twee van de oude boeren ( boeren is een manier van leven) laten net hun kudde de weg oversteken naar het weiland met de waterbak. Als ik vanuit het steegje mijn straat inloop zie ik de huiszwaluwen druk in de weer met insectenjacht. De mussen kwetteren aan alle kanten.
Tijd voor mijn ontbijt. Achter mijn voordeur voelt het voor even aangenaam koel.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.