Sneeuw in het zuidoosten van het land.
Het KNMI voorspelt het vaak. Maar aar dan blijkt Nijmegen het uiterste zuidoosten te zijn
Vandaag lag dan toch echt Zuid-Limburg in het zuidoosten
het is bijna 10 uur als ik door het raam zie dat het sneeuwt. Jawel, het blijft liggen ze;fs. en het gaat maar door. Alles wordt wit, en glad natuurlijk. binnen de kortste keren hebben de vogeltjes bedacht dat er op veel plekjes in de tuin extra voedsel is klaargelegd. opeens zien we alle soorten die in de tuin verstopt zitten. Bovenop de ton met voederhuisje lijkt het wel of er nummertjes getrokken zijn en ze allemaal keurig op hun beurt wachten om ruzie te vermijden. Wat een vrolijk gezicht. achter de glazen serredeuren vergapen de katten vergapen zich aan het gefladder; zo dichtbij en toch ongrijpbaar. Al die vogeltjes eindeloos in de weer om zaadjes te bemachtigen.


Het wordt top straat zeldzaam rustig.
Het is windstil en de sneeuw hoopt zich op op de takken, op de dorre grassoorten, op de paaltjes op de daken..…en laagje, een centimeter 10 centimeter een laag. De straat is wit en ik zie geen strooiwagen ontdekken.
Wat ik mis is de sleetjes en kinderen die voorbij komen…. waar zijn de sneeuwpoppen?
gek is dat, mensen gaan graag op wintersport maar nu ze thuis worden overvallen door het outdoor witte dekbed zie ik maar heel weinig mensen langskomen om van de witte wereld te genieten.
Zelfs het midden van de weg wordt wit omdat er eigenlijk geen auto meer passeert.
Als ik naar de buren loop voel ik wat een glibberig laagje de witte pracht is.


om tien voor 5 trek ik de deur achter me dicht om ons winterdorpje te bewonderen. Antiglijijzertjes onder mijn schoenen. Fototoestel in de hand. Het schemert al maar door de sneeuw is het licht genoeg. God wat is het prachtig, schilderachtig. Maar schilderen is niet mijn specialiteit, ik neem foto’s.

Het landweggetje achter het dorp langs heeft nog meer moois te bieden. De hoge oude perenbomen methun zwarte takken tegen de mistige achtergrond van de glooiende hellingen in de vallende duisternis. De hagen aan weerskanten en verderop de rijen van statige eiken. De bomen hebben een sneeuwschaduw; een kant met sneeuw beplakt de andere kant lijkt zwart. Een vos kruist verderop mijn pad.. Ik hoop sporen van de dassen te zien als ik aan de burchten voorbij ga. De sporen die ik zie zijn slechts van banden van mountainbikers. Ondiepe sporen liggen alweer onder de sneeuw

Die fietser zitten nu thuis, misschien poetsen ze hun fiets of wassen ze hun modderige kleding zijn De afgelopen natte dagen hebben ze diepe groeven in de modder gesneden.
Een klein vogeltje vliegt steeds 10 meter voor mij uit en het is stil, heel stil. Op het bospad omzeil ik de grote plassen en bedenk dat ik hier zonder de sneeuw mijn weg niet zou vinden in het donker. Net voor ik het bos uitloop hoor ik toch wat; zou het het geluid van zwijnen zijn? Als ik de weg oversteek om mijn weg door de velden te vervolgen hoor ik wat schoten van een jager.
Lekker makkelijk, jagen in de sneeuw.

Grappig idee dat in deze omstandigheden het zicht voor de automobilist juist zo beroerd is terwijl het voor de wandelaar juist lichter blijft. Niemand, niemand kom ik tegen en waar ik ook kijk is het stil, lijkt het vredig, wit en ongerept.

Ik loop de laatste meters op de landweg onder de lantaarns, ik loop in een sprookje. Ik denk aan 1985 toen ik hoorde dat de elfstedentocht verreden zou worden, De tocht der tochten waarvan de meeste mensen zeiden dat het daar nooit meer van zou komen.
Als fanatiek schaatsliefhebber, ijsliefhebber was ik teleurgesteld. Ik wist alles van winters en ijs en van schaatsen en schaatsers. Als 5 jarige schaatste ik al op geïmproviseerde schaatsen over het tapijt van de woonkamer. Ik 1963 liep ik aan de hand van mijn vader over de bevroren zeegolven. Ik had een grote bewondering voor mijn broer, schaatskampioen op het gymnasium. Hij is tien jaar ouder en had zijn kleine zusje leren schaatsen met hulp van een krukje op het ijs in het plantsoentje ergens in den Haag. Gewoon op van die doorlopertjes van hout met oranje linten die je goed moest aanbinden. Wat hij kon, wilde ik ook kunnen. Als je van het ijs afstapte schaatsten je voeten gewoon door, zo voelde dat.
Als het begon te vriezen zette ik een bekertje water bij het open raampje in de badkamer om de ijsdikte te controleren de volgende dag. Ik genoot van de ijsbloemen die op de ruiten groeiden van de onverwarmde slaapkamers.
De bevroren sloot voor het huis was nog een baan die groot genoeg was om je benen uit te slaan tussen de andere kinderen uit de buurt.
En de wanhoop de tocht der tochten gemist te hebben bleek niet nodig. In 1986 was er weer een Elfstedentocht. Ik deed gewoon mee… er was geen plaats meer voor nieuwe leden. Met vrienden reden we illegaal maar we genoten er niet minder van. Dat kruisje was het doel niet… de belevenis die was onvergetelijk.
Het weer hebben we niet in de hand, gelukkig niet.