(wilde) witte katten, onze lieve zwervers; Maisie en Majus

En plotseling was hij daar: een grote witte kater. Wit met hier en daar wat wat rood en rood in de staart. Dat was dus de kat, die we al dagenlang hadden horen mauwen. Een jonge krolse kater in de kracht van zijn leven met een forse kop op een dikke nek.

Hij leek wel familie van het katje dat we een jaar eerder aan de aarde hadden toevertrouwd. Een schattig vooral wit katje dat we op een avond uit een maisveld hadden geplukt. We liepen naar huis na een avondje biljarten op een mooie zomeravond. De maan scheen en we namen de weg door het Savelsbos. Onderweg hoorden we jonge uilen krassen in hun nest en toen we het bos uitkwamen en langs een hoge meidoornhaag die tussen het pad en een maisveld liep klonk er een klagelijk gehuil. Het leek wel een huilende baby.

Het bleek inderdaad een baby, maar dan wel en mensenbaby. We ontdekten de geluidsbron en door de stekelige struiken heen zagen we een klein wit bolletje waarin af en toe een paar oogjes opflakkerden in het schijnsel van de telefoon:
een verlaten kitten. In geen velden of wegen waren andere katjes of moederpoes te zien. Het kleine diertje kwam een klein beetje onze richting op. Doorlopen?

De andere dag zou het maisveld gemaaid worden. Wat nu?

Hoe kom ik daar? De haag was niet makkelijk te trotseren maar voor hulpverlening had ik wel wat schrammen over.

Tussen de mais kwam ik dichterbij maar het leek wel een kat en muisspel. als ik in de goede rij naderde verhuisde het kleine diertje een rij hogerop. Kortom, het schoot niet op.

Moedeloos begaf ik me weer naar de andere kant van de haag. Maar toch… het knaagde.

Het poesje liep met ons op aan de andere kant, zij het op afstand.
Achter de ramen van de eerste boerderij brandde nog licht. Boeren en katten… nou ja, toch even vragen, je weet maar nooit. Misschien dat ze weten of iemand een jong beestje mist.

Nee, we geven wel eerst wat melk aan de verwilderde katten, vooral in de winter maar verder, ik zou niet weten wie…. wij missen in elk geval geen katje.

Ik liep terug aan de binnenkant van de haag naar de plek waar Gert het beestje in de gaten zou houden. Ik liep nu aan de andere kant van de haag. Kom snel! riep hij zachtjes, het is in de haag gekropen. Met zijn telefoon scheen hij op het witte pluizenbolletje dat zich op anderhalve meter hoogte in de haag genesteld had en weer klagelijk aandacht trok. Hm, dat wordt lastig, schoot het mij door mijn hoofd. Ik moet in een keer goed grijpen, op het gevaar af dat ik in de doorns grijp.

Het lukte en ik was blij dat ik een stevige jas aan had waar ik het spartelende diertje in toom kon houden terwijl ik het in de nek vast hield. Want het was nog een flinke tippel door het hele dorp voor we thuis waren.

Eenmaal thuis maakte ik en nestje in de badkuip. In de badkamer zouden onze twee katten het diertje niet opmerken.
Voeren… tja. Dit kleine poesje was nog geen 6 weken oud. Kattenmelk hadden we niet in huis. Melk met water??? met een medicijnenspuitje, zou dat lukken?
Een naam… gevonden in de mais: we noemen haar Maisie.

Ik zei mijn Gert dat onze eigen katten voorlopig niet meteen blij zouden zijn met onze nieuwe huisgenoot. De verbazing was groot toen al op de derde dag onze jongste kat het idool was geworden van de kleine. Al het gedrag, elke beweging werd gespiegeld. Het zag eruit als een innige vriendschap. De kleine had een beschermvrouwe gevonden.
Maar onze Raya, de 13jarige nestor in huis vond het niks, dat mormel. Zat de kleine in de huiskamer dan keek Raya om de deurpost stak haar neus in de lucht en ging beledigd in de keuken zitten.

We bezochten de dierenarts, de nodige inentingen werden gezet, een sterilisatie afgesproken; er zijn genoeg wilde katten in de regio. Ze werd gechipped en kreeg een paspoort.

De tijd verstreek, en de acceptatie kwam tot stand. Het bleek een vreselijk lief, aanhankelijk en grappig genoeg ook muziekminnend diertje te zijn. Tijdens het vioolspelen sprong ze op mijn rechterschouder. We voorzagen een lange gezellige toekomst.

Helaas, er was nog geen jaar verstreken toen we zagen dat ze ineens heel mager werd. Ze wilde wel eten, liep met de anderen naar het etensbakje maar at slechts een paar hapjes en bleef lekker binnen op een stoel liggen.

Onze dierenarts, een soort James Herriot, maar vrouw, stond de volgende ochtend, en zaterdag, voor een raadsel, enorme bloedarmoede. Misschien een interne bloeding? Wie zou het zeggen. Een vochtinfuus werd aangelegd. Ze bleef ter observatie maar dezelfde avond belde de dierenarts om ons van de toestand op de hoogte te brengen. Het klonk niet best. Ze wilde haar wel voor ons nog in leven houden zodat we zondagochtend nog afscheid konden nemen. Ze lag nu rustig en zonder pijn…. Ons antwoord was : doe wat u als dierenarts het beste lijkt. We hoeven haar niet zinloos het leven te rekken, dan maar in laten slapen.

Het is maar een dier, maar toch, jaja je wordt er verdrietig van. Zo’n jong dartel lief aanhankelijk beestje, zo’n onschuld. Maar ach zo is het leven, zo is de dood.

Die zondagmorgen reed ik naar Moelingen om het levenloze lichaam op te halen. Met betraande ogen reed ik terug naar huis. Ik liet de dode en dag zichtbaar liggen zodat Raya en Kaatje konden zien waarom ze verdween en een dag later begroeven we haar in de tuin.

Een goed jaar later:

Zijn mauwen klonk klagelijk, hongerig ook. Een opvallend zacht mauwtje voor zo’n forse kat. Aanhalen bleek vruchteloos, de schuwheid, de angst won het van de honger.
Ik plaatste een bakje op het terras in de achtertuin, niet ver van de deur naar de bijkeuken en keek van ruime afstand naar wat er zou gebeuren.

Nooit eerder gezien: Normaal gesproken werd toch elke vreemde kat de tuin uitgejaagd. Onze katten bewaakten hun territorium waar ze meteen ook maar de tuinen van de buren bij rekenden. Maar nu…. ze maakte eerbiedig plaats alsof ze zeggen wilden… Kom maar, je hebt honger, ga gerust je gang.
Zij zagen wat wij ook zagen, en misschien hoorden ze het ook, of roken ze het zelfs: ” moet wel familie van Maisie zijn.

We doopten hem daarom Majus.

Het duurde lang voor hij ons durfde vertrouwen. We hoefden maar een vinger te bewegen of hij vloog al verder van ons weg. Maar na een maand schielijk een bakje leeg schrokken durfde hij op ruime afstand min of meer ontspannen in het gras te liggen, languit op een zij. En zo werd de afstand geleidelijk kleiner . Op zeker moment durfde hij de bijkeuken in te sluipen. Geluiden… deden hem schrikken. Ieder geluid veroorzaakte paniek. Van aaien was nog geen sprake. Maar de aanhouder wint. Na 8 maanden kon ik hem aaien en na 9 maanden kon ik hem optillen. Zijn vacht die aanvankelijk vol sporen van vechtpartijen zat was prachtig geworden, glanzend. We hadden wel de indruk dat hij een rouwdouwer was, alsof hij gewoon door roeien en ruiten liep, zich niets aantrok van prikkeldraad. Tja een echte buitenkat, een muizenvanger en een terreinbewaker. Op de nachtcamera in ons bos werd vastgelegd hoe hij patrouilleerde rondom onze grote tuin.

Een jaar later kwam hij net als de anderen trots laten zien dat hij weer een muis of een woelrat of rat had gevangen vooraleer deze op te peuzelen. Waren we in de tuin aan het werk, dan volgde hij ons immer.

We konden hem nu naar de dierenarts brengen en laten inenten en castreren. Waar ik een gevecht verwacht had bij het opsluiten in de kattenmand ontdekte ik andermaal de zachtaardigheid van deze kater. Nooit enige poging om te krabben, geen enkele agressie. Afgelopen winter durfde hij zelfs van de warmte van de houtkachel te genieten als het buiten koud was. Hij wilde zelfs wel een nachtje binnen blijven als er sneeuw lag. Als we naar huis terugliepen van de zangrepetitie kwam hij ons halverwege al tegemoet. In de weekenden ging hij vast vaak een dagje bij een ander huis op bezoek en sloeg hij ons een dagje over. Waar??? Geen idee.

Op zeker moment meldde hij zich met een enorme jaap, een scheur van oog naar mondhoek en moest onverwijld
– uiteraard op zondagavond- naar een dierenarts. Ook deze keer gaf hij geen krimp, en de dierenarts had geen enkele moeite hem te behandelen. Dat hadden mijn andere katten zeker nooit toegelaten.

Drie weken geleden zagen we hem opeens wel erg dun worden. Op zeker moment vertrouwde ik het echt niet meer. Wormenkuur… bleek ook wel nodig maar hielp niet om het gebrek aan eetlust op te heffen. Waar hij altijd in enkele tellen zijn bakje leeggeschrokt had at hij nu alsof hij geduldig was geworden. Zoals je het ziet bij een mens….hij had duidelijk pijn in zijn darmen en kromp in elkaar na het eten. Verlangde naar een warm en rustig plekje en lag op zijn buik.

Dierenarts, zware bloedarmoede,
bloedonderzoek: alle organen zijn in orde.
Drie dagen bijkomen van de narcose, het lijf was al zo verzwakt.
Extra krachtvoer, mineralen , vitaminen. Hij knapte weer op zo leek het. Ging weer naar buiten, was vrolijker. Maar een goede week later zagen we dat hij meer energie verloor aan eten dan hij er van kreeg. Zijn bloedarmoede was niet opgelost, hij raakte van alles buiten adem.

De dierenarts kon ook niets meer bedenken…. Misschien genetisch. Het deed ons zo aan die Maisie denken. Ze waren vast broer en zus.

Dag lieve Majus, rust zacht.

Dit bericht is geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.